Als ik een sinaasappel schil en de scherpe geur van sinaasappel door de aangesneden of gescheurde schil de lucht in gespoten wordt, moet ik altijd denken aan een vriendje dat ik had op de middelbare school. Hij kreeg namelijk hoofdpijn van de geur van sinaasappel. Hij was één van de slimmere jongens van de klas en we waren het vaak met elkaar oneens over allerlei onderwerpen. Nou ja ‘vaak’, op een gegeven moment konden we er gif op innemen dat willekeurig welk onderwerp we ter sprake brachten – al hadden we het nooit eerder besproken – we waren het er over oneens. Een vergelijkbare vriendschap heb ik daarna nooit meer gehad. Hij leerde me ook Go spelen.
In mijn glazenkast staan twee – ooit waren het er drie, maar zoals mijn schoonmoeder zegt: ‘Wat breekbaar is, breekt’ – bierglazen van Poperings Hommel. Mijn stamcafé deed het merk uit de collectie en de glazen waren overcompleet. Het barmeisje gaf er drie aan mij cadeau en elke keer als ik die glazen gebruik, moet ik aan haar denken. Aan hoe wij vanaf de leestafel de keuken in konden kijken en hoe ik steeds – als zij daar aan het werk was – aan Vermeer moest denken, ook al was zij geheel in het zwart gekleed. Ik weet dat ze inmiddels een zoon heeft en een bril.
Onder de douche sluit ik shampoo en andere flessen vaak door een klap op de dop te geven. Een truc die ik geleerd heb van een ex-vriendinnetje dat een soort van reumatische aandoening had waardoor ze de kracht in haar vingers miste om de dop gewoon dicht te knijpen. U begrijpt: elke keer als ik een shampoofles dichtmep, moet ik aan dat kreng denken.
Elke keer als ik in het Duits de uitdrukking ‘gerne geschehen’ (graag gedaan) of ‘einde Runde Mitleid’ (één rondje medelijden – te gebruiken als iemand zich teveel beklaagt) gebruik, moet ik denken aan Steffie, een Duitse studente archeologie met sluik blond haar dat zo lang was dat ze erop kon zitten. Ze sliste, maar liet zich daardoor niet weerhouden van het voeren van het hoogste woord. Ik was dus meteen verkocht en van haar leerde ik dat je een blauwtje ook heel ongecompliceerd kon lopen. Dat heb ik in mijn leven maar twee keer meegemaakt en zij was de eerste. Ik weet dat ze later een relatie heeft gekregen met een officier van de Wehrmacht, pardon Bundeswehr. Oei, dit is wel heel Freudiaans.
Maar het voorwerp dat me de sterkste associaties bezorgt, is mijn dassenharen scheerkwast. Die kocht ik begin jaren tachtig – toen ik net student was – bij een drogist, en dan bedoel ik een winkel die gerund werd door een man in een witte jas. Ik wilde me nat gaan scheren en omdat mijn vader ook zo’n kwast had… Afijn, de drogist leerde me het verschil zien tussen een varkensharen kwast en één van dassenhaar (die kun je op zijn haren neerzetten en dan blijft hij staan). De man heeft zijn drogisterij nog enkele jaren voortgezet, met hulp van zijn echtgenote en een personeelslid, en toen het pand verkocht.
Kort voordat dat gebeurde liep ik hem en zijn vrouw een keer op straat voorbij. Wij waren niet zo bekend met elkaar dat we elkaar groetten en zoals dat in een grootstedelijke omgeving gaat, kruisten onze paden zonder commentaar. Ik ving slechts enkele woorden op van de conversatie tussen hem en zijn echtgenote, maar precies genoeg om te begrijpen dat zij kanker had en chemotherapie kreeg.
Elke keer als ik mijzelf scheer, moet ik aan zijn vrouw denken.