Assertief

Eindelijk ben ik er achter waarom ik zo enorm allergisch ben voor assertieve mensen. Zoals met alle levenswijsheden blijkt de verklaring zó simpel dat het een raadsel is waarom ik het niet eerder heb bedacht. Maar goed, beter laat dan nooit.

Zoals elke forens zet ik regelmatig mijn tas naast me op de stoel. Dat heeft geen enkele andere reden dan dat ik zo makkelijker bij mijn spullen kan. Ik ben lang genoeg forens om te weten dat je op die manier echt geen ruimte voor jezelf creëert. Wordt het druk, dan verhuist die tas dus, maar soms moet degene die op de plek wil zitten daarom vragen. Zo is het me opgevallen dat er een enorm verschil bestaat tussen mensen die vragen ‘mag ik daar zitten?’ en ‘mag ik daar zitten?’

Het is puur en alleen de toon. Bij de één leg ik de tas zonder morren ergens anders, bij de ander doe ik dat met frisse tegenzin en fel omhoog staande nekharen. Het maakt ook niet uit of ikzelf wordt aangesproken of een medeforens, de ergernis – mits bij het juiste toontje – is hetzelfde.

Mijn hele forenzende leven vraag ik me al af wat er toch in dat toontje zit dat me zo ergert. Het verschil is zó klein dat je er niets van kunt zeggen. Dat zou trouwens ook onzinnig zijn, de spreker heeft waarschijnlijk niet eens door waar je het over hebt. Er zit – meestal – geen enkele vorm van agressie in dat toontje. En toch ergert het me bij de één wel en bij de ander niet.

Afgelopen week liep ik over straat naar huis en werd ingehaald door een mevrouw met een nog hogere kruissnelheid dan ik. Dat komt maar zelden voor, maar dat terzijde. Zij wilde er langs en ik liep inderdaad – dankzij de standaard stoepbreedte in ons dorp – in de weg. De wijze waarop ze vroeg of ze er langs mocht herinner ik me niet eens meer, maar wel de diepe en geërgerde zucht die zij slaakte toen ze er eenmaal langs kon.

En toen viel het kwartje: ik werd aangesproken op het feit dat ik een hindernis was, iets ergerlijks. En dat was ik natuurlijk ook. Ik liep immers in de weg en mevrouw had het volste recht om ongehinderd door te lopen. De waarheid was hier niet waar het om ging, wel het gegeven dat een kleinigheid werd genegeerd: dat het vervullen van haar verzoek me enige moeite kostte, misschien zelfs ook wel een klein beetje ergernis.

Het is in ons dorp namelijk licht riskant het fietspad op te stappen. Sowieso is het even lastig om een tangodraai te maken rond een op de stoep van hun joint genietende groep toeristen. En dat geldt ook voor die tas naast je op de bank. Natuurlijk hoort die daar niet te staan, maar ook als je als tassenbezitter volkomen ongelijk hebt, levert het een kleine ergernis op om hem te moeten verplaatsen.

Ik heb het sindsdien met die tas uitgeprobeerd en het klopt. Mensen die op enigerlei wijze laten merken dat ze weten dat ze enig ongerief veroorzaken met hun verzoek, of erkentelijkheid in hun toon weten te leggen voor de nog te nemen moeite, doen niets met mijn nekharen. Zij die medereizigers aanspreken alsof ze slechts in hun rechten worden aangetast (wat natuurlijk helemaal waar is) slagen daar wel in.

Het kwartje dat viel was dit: ik erger mij niet aan beleefdheid. Beleefde mensen zijn niet geïnteresseerd in de waarheid, laten hun rechten in het midden, en erkennen dat je óók hen die iets verkeerds doen en daar volkomen ongelijk in hebben, enig ongerief kunt bezorgen zelfs al is dat ongerief onterecht.

Deze blogpost gaat natuurlijk over een pietepeuterige kleinigheid, over bijna niets. Toch zie ik een goed voornemen voor 2017 opdoemen: respecteren dat ook assertieve mensen zo hun ergernissen hebben, en terecht.

Dit bericht werd geplaatst in Samenleving en getagged met , . Maak dit favoriet permalink.

2 reacties op Assertief

  1. Arie Mol zegt:

    Wanneer je trein behoorlijk bezet is en een volgend station nadert, neem ik de bagage op mijn schoot. Dat vind ik correct en uitnodigend. Neemt er niemand naast mij plaats zet ik de tas weer waar hij stond. Enz. enz.

  2. Pingback: Nogmaals een tapijtje | Apoftegma

Reacties zijn gesloten.