Geachte heer Ephimenco,

In dagblad Trouw van 7 februari 2017 betoogt u in uw column dat wie de situatie van moslims in het Europa van nu vergelijkt met die van de joden in het Duitsland van de jaren dertig, geschiedvervalsing pleegt, joods leed bagatelliseert en onbedoeld ook haat zaait. Ik geloof dat ik me dat mag aantrekken. Op mijn blog trek ook ik die vergelijking met toenemende regelmaat.

U geeft in uw stuk drie verschillen aan tussen wat er destijds gebeurde en wat er nu gebeurt: de boycot van joodse bedrijven in 1933, de rassenwetten uit 1935 en de Kristallnacht eind 1938. Vervolgens stelt u dat er op dit moment geen sprake is van structureel geweld, vervolging en discriminatie van overheidswege jegens moslims. Daar heeft u volkomen gelijk in: dat zijn forse verschillen in de gebeurtenissen.

Vergunt u mij toch eens enkele frappante overeenkomsten – die ik de afgelopen jaren ben tegengekomen – te benoemen. Geen gebeurtenissen zoals die waar u over spreekt, maar een aantal zaken die illustreren hoe het ideologische klimaat in Nederland aan het veranderen is. Niet over wat we doen, maar over hoe we denken.

Zo ontdekte ik bij het uit pure nieuwsgierigheid bekijken van de film Der Ewige Jude dat het argument ‘het is geen religie maar een ideologie’ in ieder geval al in 1939 door de Nazi’s werd gebruikt jegens het joodse geloof. We horen het nu met enige regelmaat over de islam. Onlangs wees iemand erop dat men zich al lang voorafgaand aan de jaren dertig zorgen maakte over de Verjudung van de maatschappij. Het lijkt me niet héél fantasievol om daar een zekere gelijkenis te herkennen met het begrip ‘islamisering’.

Joden bidden éénmaal per jaar het Kol Nidré, waarin ze zichzelf ontslaan van alle beloftes en eden die ze het afgelopen jaar hebben gedaan én het komende jaar zullen doen. Als u de moeite neemt om op dat gebed te googelen, treft u in de donkere krochten van het internet nog steeds het antisemitische verhaal aan dat dit aantoont dat joden onbetrouwbaar zijn: ze mogen liegen en bedriegen zolang dat hun zaak maar ten goede komt. Eenzelfde verhaal kunt u tegenwoordig in duizendvoud op het web vinden, alleen heet het dan taqiyya en gaat het over moslims.

Al ruim voor de jaren dertig bestond er in het publieke debat een joods probleem dat moest worden opgelost. Ons wordt met de regelmaat van de klok verteld dat we een Marokkanenprobleem hebben en zelfs een islamprobleem. Joden werden voorafgaand aan de jaren dertig door velen gezien als vertegenwoordigers van een cultuur die wezensvreemd en onverenigbaar was met de Europese cultuur. Publiceren daarover was de normaalste zaak van de wereld.

G.K. Chesterton – één van de eerste Britse intellectuelen die de rassenleer van de Nazi’s openlijk veroordeelde – zag er geen probleem in om in 1920 te beweren dat joden in wezen niet thuis hoorden in Europa, ze mochten daar best wonen, zelfs premier worden, mits ze een tulband droegen. Tegenwoordig horen we hetzelfde – over die culturele onverenigbaarheid, niet over die tulband – over de islam.

We lezen in de krant over Eurabië maar zien geen verband met de Protocollen van de Wijzen van Zion. We horen over het verraad van de linkse culturele elite en denken daarbij niet aan de Dolchstoβlegende of het internationale Finanzjudentum waar we allemaal op school over hebben geleerd. Bijna dagelijks wordt ons voorgehouden dat we moeten luisteren naar de boze witte man (in het algemeen of die éne) en hem serieus moeten nemen, zonder dat we ons de gok van Von Papen, waar we óók op school over hebben geleerd, voor de geest halen.

En om de haverklap steekt dat verhaal weer de kop op over de Groot Moefti van Jeruzalem – Hajji Mohammed Amin al-Husseini – die Hitler op het idee van de Endlösung gebracht zou hebben. Alsof we de gespreksverslagen tussen die twee niet meer hebben. Alsof dat door ‘islamcritici’ verzonnen verhaal niet al meermaals is ontkracht. Alsof we nooit eerder hebben geleerd revisionistische propaganda te herkennen. U vermeldt de man ook in uw column, al herhaalt u de volledige complottheorie niet.

Ik geloof niet dat ik in de negen overeenkomsten in de laatste vier alinea’s geschiedvervalsing heb gepleegd of het leed van wie dan ook heb gebagateliseerd. Ik leg steeds twee fenomenen naast elkaar, wijs op een overeenkomst en suggereer daarmee dat er tussen die negen punten een lijn zou kunnen zitten en dat je een lijn – uit de aard der zaak – zou kunnen doortrekken zoals hij ook al eens eerder doorgetrokken is.

Dat is helemaal geen gek idee, al zitten er een aantal verzwegen vooronderstellingen achter, zoals Primo Levi’s dictum ‘het is ooit eerder gebeurd, dus het kan weer gebeuren’ en mijn persoonlijke overtuiging dat de mens sinds de tijd dat we nog op mammoeten jaagden, niet wezenlijk veranderd is.

Het is geen gek idee omdat er nu, op dit moment, door sommige mensen ook al openlijk gesproken wordt over het doortrekken van die lijn langs een traject dat sterk lijkt op hoe in de jaren dertig die lijn werd doorgetrokken. Het is geen gek idee omdat er al een tijd lang steeds maar weer mensen blijken te bestaan die bereid zijn desnoods verhalen te verzinnen om moslims en/of de islam in een kwaad daglicht te stellen. Ik denk nu even aan de sharia-driehoek, waar de betreffende journalist zijn carrière op zag stranden.

Het is geen gek idee omdat moslims nu, op dit moment, hier, met enige regelmaat slachtoffer zijn van het soort kleinere ongeregeldheden waar ook joden in de jaren dertig en daarvoor het slachtoffer van waren. Die worden niet georganiseerd door de staat, dat klopt, maar voor een moslim die zichzelf aantreft aan de ontvangende kant van een vuurwerkbom of varkenskop maakt dat niet zo heel veel uit. Zoals Anne Dijk – de vrouw die u met uw column bekritiseert – het formuleert: “Het begon niet met de gaskamers.”

God geve dat ik ongelijk heb, en resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst, maar persoonlijk zijn me die overeenkomsten, en de lijn die ik daarin meen te ontwaren, verontrustend genoeg om af en toe over te bloggen. En nu ik het daar toch over heb: ook op dit punt moet ik u ongelijk geven: ik zaai daarmee niet onbedoeld haat, maar juist met opzet. Met iedereen die een waarlijk humane samenleving voorstaat, ben ik het namelijk eens dat men de zonde dient te haten, maar niet de zondaar.

Dit bericht werd geplaatst in Geschiedenis, Samenleving en getagged met , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

3 reacties op Geachte heer Ephimenco,

  1. Henk Ras zegt:

    Voortreffelijk stuk. Moesten we allemaal maar uit ons hoofd proberen te leren. Dank je wel, Richard.

    • mnb0 zegt:

      Het lijkt me handiger om te proberen de inhoud te begrijpen. In plaats van het na te papagaaien kunnen we het wellicht een volgende keer in eigen woorden navertellen.

  2. Pingback: Ontlezing | Apoftegma

Reacties zijn gesloten.